Hitler had tijdens WWII altijd een voorkeur voor het megalomane. Alles moest groot zijn, heel groot:

De Reichskanzlei
Ook de nieuwe Reichskanzlei was bepaald niet klein. Albert Speer had in opdracht van Hitler dit gebouw ontworpen en het moest representatief zijn voor de macht van de Führer. Staatsgasten en hoge bezoekers kwamen het gebouw binnen via een bronzen deur waarboven de nazi-adelaar met het hakenkruis in zijn klauwen troonde. Aan beide zijden van de ingang stonden twee kolossale bronzen beelden van gespierde mannen die de kracht van de partij en de Wehrmacht symboliseerden. Eenmaal binnen kwam men terecht in een 146 meter lange gang met een marmeren vloer. Hitlers werkkamer had een oppervlakte van 400 vierkante meter en een hoogte van 4,5 meter. De wanden waren bekleed met rood Oostenrijks marmer. Geen eenvoudig optrekje dus.
De Atlantic wall
En niet te vergeten de Atlantic wall, een gigantische hoeveelheid kustbatterijen Widerstandsnesten (WN), gebouwd door Operation Todt, de verdedigingslinie van Noorwegen tot aan Spanje, met metersdikke muren en een grote hoeveelheid onderaardse gangen. Stel je voor de enorme massa beton die hiervoor is gebruikt.
De tanks
Dan de Panther tank, maar nog meer Tiger I, de Tiger II (Köningstiger) en de Maus. De Maus was 10 meter lang, 3,7 meter breed en 3,6 meter hoog en woog 188 ton. Op een tank van 2700 liter kon de Maus op de weg 160 km afleggen, in ruw terrein 62 km. Door het gewicht kon de Maus bijna geen enkele brug passeren. In oktober 1943 zag Hitler af van een verdere productie. Er waren er 150 besteld. De geallieerde tanks konden niet op tegen de Duitse tanks. De Sherman zag er heel klein uit naast de Tiger en was zeker geen partij in de gevechten. De ombouw van de Sherman naar de Sherman Firefly verbeterde de situatie en als het meezat slaagde de Firefly er in een Tiger uit te schakelen. Het nadeel van deze superieure Duitse tanks was het aantal dat in een bepaalde tijd kon worden gebouwd. In dezelfde tijd konden de geallieerden vele malen meer Shermans produceren. Het werd dus een strijd tussen kwaliteit en kwantiteit en de kwantiteit bleek uiteindelijk sterker dan de kwaliteit. Maar zo ging het bijna met alles in de strijd tussen de Duitsers en de geallieerden.

De oorlogsschepen
Dan de oorlogsschepen, de Bismarck, de Tirpitz , Gneisenau en de Scharnhorst. In een rechtstreekse confrontatie met HMS Wood, het grootste Engelse slagschip, slaagde de Bismarck er in de Wood in no time tot zinken te brengen. De Tirpitz was iets groter dan de Bismarck, een gigantisch schip, 50.000 ton dikke bepantsering en 15-inch kanonnen. Er was geen Amerikaans of Engels oorlogsschip dat het één op één tegen de Tirpitz kon opnemen. De voornaamste thuishaven van de Tirpitz, na ingebruikname in Gdynia (Gotenhafen) waren de Noorse fjorden, met name de Altafjord. De Gneisenau en de Scharnhorst hadden geen vaste thuisbasis, oorspronkelijk waren de schepen gestationeerd in Kiel en Wilhelmshaven. De opdracht van de schepen was om zoveel mogelijk koopvaardijschepen van de geallieerden die op weg waren naar de Sovjet Unie tot zinken te brengen.
Voor onderhoud waren deze schepen door hun omvang aangewezen op de haven van Saint-Nazaire waar ook een grote U-boot basis werd gebouwd voor het 7e Unterseebootsflotille. De haven van Saint-Nazaire beschikte over een droogdok, het Normandië dok (Forme Ecluse Louis Joubert) van een zodanig formaat dat de grote slagschepen daar konden worden gerepareerd. Dit dok was dus voor de Duitsers van enorm strategisch belang, zonder dit dok kon er niet aan de schepen worden gewerkt.
Het plan, operation Chariot

Operation Chariot, ook wel de Raid op Saint-Nazaire, was een plan om dit specifieke droogdok uit te schakelen, zodat de Duitse slagschepen daar niet meer gerepareerd konden worden. De operatie werd uitgevoerd door Combined Operations onder leiding van Louis Mountbatten. De Royal Air Force zou in de omgeving schijnaanvallen uitvoeren om de aandacht af te leiden, de Royal Navy en 611 commando’s zouden het havencomplex aanvallen, met als hoofddoel het opblazen van de toegangsdeur naar het droogdok. De planning begon in februari 1942, uiteindelijk vertrok de strijdmacht op 26 maart 1942.
Voor het opblazen van de toegangsdeur (caisson) van het droogdok, werd de HMS Campbeltown, een verouderd Amerikaans oorlogsschip omgebouwd om van ver af te lijken op een Duitse Möwe-klasse torpedobootjager. Benedendeks werden 24 dieptebomladingen aangebracht, zodat er in totaal 3,14 ton aan explosieven in het schip lagen. De Campbeltown zou de deur van het droogdok rammen om een paar uur later te ontploffen in het droogdok. Het schip, onder bevel van Lt. Commander Stephen Beattie, werd op zijn reis vergezeld door een aantal motorsnelboten, een torpedoboot, een kanonneerboot en twee torpedobootjagers, de HMS Atherstone en Tynedale. De 611 commando’s werden ingedeeld in aanvals-, vernietigings- en beschermingsteams. De vernietigingsteams waren voorzien van springstof, ontstekers en sloopmateriaal om zoveel mogelijk schade aan te richten in de buurt van het droogdok. De beschermingsteams moesten de vernietigingsteams beschermen tegen vijandelijke acties.
De aanval

Op 27 maart werd tijdens de reis naar Saint-Nazaire, de Duitse U-593 waargenomen. De Tynedale wierp dieptebommen af en er werd verondersteld dat de U-593 de positie van de geallieerde schepen had doorgegeven. Maar het bleek dat de U-593 alleen de Tynedale had opgemerkt en de rest niet. Voor de zekerheid werd er een bepaalde tijd een andere koers gevaren om de Duitsers op een dwaalspoor te brengen. De U-593 had inderdaad het voorval gemeld en de verkeerde koers doorgegeven. Vijf Duitse torpedoboot jagers verlieten de haven van Saint-Nazaire, maar in een totaal verkeerde richting. Ook kwam het flottielje een aantal Franse vissersschepen tegen. De Franse schepen werden gecontroleerd, maar er werd niets verdachts gevonden. Voor zekerheid werden de Franse vissers overgebracht naar de HMS Atherstone en de vissersschepen tot zinken gebracht..
Om 22.00 uur hees de Campbeltown op aangeven van de Britse onderzeeër HMS Sturgeon, die als navigatiebaken dienst deed, de Kriegsmarine vlag en begon aan de tocht over de Loire. Ondertussen bombardeerde de RAF de Duitse stellingen in de havendokken van Saint-Nazaire.
Om 1.15 uur, op 2,8 km van het doel werd de geallieerde strijdmacht opgemerkt. De Duitse kanonnen die al waren begonnen met vuren werden tot zwijgen gebracht door een list. Officier Pike van de verbindingsdienst seinde het oproepteken van een Duitse torpedojager en liet de Duitsers weten dat twee vaartuigen averij hadden opgelopen en verzocht vervolgens om direct door te varen naar de haven. Het oproepteken van een Duitse torpedojager was door de Britten met de kennis van het Enigma systeem gedecodeerd.
Met deze list won de Britse strijdmacht ruim 5 minuten en was de Campbeltown al voorbij de zware kustbaterijen. De Britse oorlogsvlag werd weer gehesen en de Campbelltown opende het vuur op een Duits wachtschip dat al snel in de golven verdween. Het vuur van de Britse strijdmacht was dermate efficiënt, waardoor na 3 minuten het Duitse kanonvuur begon af te nemen.
Niets kon de Campbelltown nu nog tegenhouden en om 1.34 uur ramde de Campbelltown de deur van het droogdok en schoof door het binnenstromende water verder door tot de helft van het droogdok. De boordkranen werden opengedraaid en de Campeltown zakte met zijn achterschip in het dok.
Kanonneerboot MTB 74 landde bij de draaibrug en schoot 2 torpedo’s met vertraagd ontstekingsmechanisme door de doorgangsgeul naar het Bassin de Saint-Nazaire waar ze later zouden ontploffen.
De grootste opdracht van de commando’s onder bevel van Stuart Chant was het opblazen van het pomphuis. Zij slaagden er in 12 meter onder de grond springladingen aan te brengen. Toen de ontploffing kwam, vlogen er grote betonblokken door de lucht. De commando’s renden weer terug om te constateren dat een paar rake klappen voldoende waren om het pomphuis helemaal te vernielen en vervolgens in brand te steken. Luitenant Smalley en zijn mannen waren er intussen in geslaagd het windas-station volledig op te blazen.
De gearriveerde Duitse stoottroepen beschoten de commando’s en zij trokken zich terug tussen de pakhuizen. Sommigen gingen er vandoor richting de stad om vandaar uit naar open gebied te ontsnappen. Uiteindelijk werd de groep gevonden door een Duitse patrouille en werd krijgsgevangen genomen.
Een andere groep commando’s onder leiding van Moss werd door Duits vuur uit hun motorsloep geblazen en de hele groep werd door mitrailleurvuur gedood. Ondertussen pikten de motorsnelboten overlevenden uit het water en verdwenen met achterlating van zo’n honderdtal commando’s. De kanonneerboot MGB 314 overleefde de beschietingen en verliet als laatste het gebied, de dekken vol gewonde manschappen die ze uit het water hadden opgepikt.
De HMS Tynedale en Atherstone keerden, begeleid door vliegtuigen van Coastal Command, behouden terug naar Falmouth. De motorsnelboten ML 160, 307 en 443 slaagden er eveneens in op eigen kracht huiswaarts te keren.
Ondertussen hadden de Duitsers de stad omsingeld zodat de overgebleven commando’s krijgsgevangen werden gemaakt of werden gedood. Ze werden verzameld in een café en later werden 214 krijgsgevangenen afgevoerd naar kamp Stalag 133. Vijf commando’s wisten te ontsnappen en konden vluchten naar Gibraltar.
De explosie
Ondertussen lag de HMS Campeltown nog steeds muurvast in de beschadigde droogdok. De Duitsers hadden het schip onderzocht maar waren er niet in geslaagd de explosieven te vinden. Om 10.35 uur explodeerde de Campbeltown met als gevolg ongeveer 250 gedode en gewonde Duitse militairen en burgers. Op 30 maart om 16.30 uur ontploften de torpedo’s die waren afgevuurd door de MTB 74 met vertraagde ontsteking. Deze ontploffingen veroorzaakte paniek bij de Duitsers. De Duitsers dachten dat het Franse verzet hier mee te maken had, waarop de Duitsers het vuur openden op Franse burgers met als resultaat 16 doden en 30 gewonden. Later werden er nog 1500 Franse burgers afgevoerd naar een interneringskamp.
Slachtoffers
In de totale operatie werden ongeveer 400 Duitsers gedood. De Britten hadden 169 gesneuvelde officieren en militairen en 214 waren gevangen genomen. 22 Commando’s konden nog ontsnappen met het restant van de Britse flottielje naar Engeland. De vijf ontsnapte commando’s keerden via Gibraltar terug naar Engeland.
Ondanks het grote aantal slachtoffers werd de Raid op Saint-Nazaire tot de meest succesvolle acties gerekend. De dokken werden ernstig beschadigd en waren nog onbruikbaar tot in 1947.
Wat is er verder gebeurd met de Bismarck, Tirpitz, Gneisenau en Scharnhorst?
Na dagenlang te zijn opgejaagd werd de Bismarck tot zinken gebracht op 27 mei 1941. Rond 9.00 uur werd de Bismarck aangevallen door de King George V, de Norfolk, de Rodney en de Dorsetshire. Er werden 2876 granaten afgevuurd. Een uur later werd het bevel “Alle Mann von Bord” gegeven. De Tirpitz werd op 12 november 1944 in Tromso aangevallen door 29 Lancaster bommenwerpers met Tallboys en kapseisde. Het schip werd tussen 1949 en 1957 ter plaatse gesloopt. De Gneisenau werd in 1945 tot zinken gebracht in de haven van Gotenhafen. Het schip lag daar afgemeerd om de 28 cm kanonnen te vervangen door 38 cm kanonnen. Zover is het nooit gekomen. Volgens Hitler was de rol van de Gneisenau en de andere grote schepen uitgespeeld. Het 38 cm geschut werd nu ingezet bij de kustverdediging. Ook de Scharnhorst werd lange tijd achtervolgt door de Duke of York en werd uiteindelijk in de Barentszzee tot zinken gebracht door torpedo’s van de kruisers en de begeleidende torpedobootjagers.
Bronvermelding:
Wikipedia – Operation Chariot
Historiek.net – Operation Chariot
WW2 Combined Operations – Operation Chariot